woensdag 22 februari 2012

Solo

De sterrennacht in Portico di Romagna lijkt schier oneindig. Terwijl ik in het donker wandel door de sneeuw sta ik regelmatig stil, genietend van de stilte, van de serene rust. Zelfs de straatverlichting is tot rust gekomen. Het leven kwam hier tot stilstand. En de sereniteit blijft hangen.

Zo mooi om stil te staan, de mijmeringen zwerven over het landschap. Een beekje stroomt beneden, een hondje snuffelt aan een hoopje sneeuw. Zou ze hopen dat er iets uit het hoopje springt? Of is het de geur van de rust die haar betovert.

Uren, uren kan ik hier vertoeven.

Ik doe mijn ogen dicht, ik hoor Philip Glass op de achtergrond. Het geluid van het stromende beekje wordt gevuld met violen, de violen kabbelen voort alsof ze samen willen laten horen wat het beekje voelt.


Violen. De sereniteit van een solo viool. Zo zeldzaam, want vaak vergezeld van een orkest. Maar een solo viool, zoals in de magistrale film ‘The red violin’ dromen worden vervuld. De fragiele viool vechtend tegen het monster van massaliteit. Vandaag voel ik me een viool. Geen tweede viool, maar een solo viool. Zelden krijg ik als viool de kans om alleen mijn geluid te laten horen, ik moet rennen om de rest van me af te schudden. Zonder mijn geluidsbehang wil men mij niet horen, terwijl ik strijd voor mijn eenzame recht om gehoord te worden. Die viool, die ben ik, zo voel ik, zo leef ik.

Een eenzaamheid die voortkomt uit het groepsgevoel, een groepsgevoel waarbij de groep overheerst en het individu roemloos lijkt uit te sterven. Een individu, met een schoonheid die niemand te zien of te horen krijgt omdat de groep overstemd, maar een schoonheid die gewoon zichzelf wil zijn.

De muziek van Philip Glass wil vaak zo zijn, dat het individu het geheel overstijgt. Simeon ten Holt met zijn magistrale meesterwerk Canto Ostinato is misschien zelfs de perfecte vorm van abstinatie van het verlangen om te excelleren. Juist de sereniteit van herhaling, van repeteren, en subtiele variaties maken duidelijk waar het in het leven echt om gaat. Voortgaan, en excelleren in het zijn. Het Zijn perfectioneren en voelen hoe het is om te geloven in dat wat komen gaat.


Ik open mijn ogen, de sneeuw kraakt onder mijn voeten. Er is geen maan vanavond, alleen de sterren, die helder aan de hemel staan, geen wolkje te bekennen. En ik vraag me af.

Stel, we zouden daar allebei staan, jij en ik. Wat zou jij voelen, hoeveel sterren zou jij tellen? Hoe zou jij dit moment ervaren? Zou je de stilte de stilte laten, of de stilte willen vullen met geluid, geluid dat verzacht de pijn van eenzaamheid, of verhult te pijn van verlangen. Geluid dat – hoe dan ook – de ruimte vult met een andere dimensie van de stilte van dit moment. Of zou je, net zoals ik genieten van dit moment, de stilte laten wegsterven in de nacht. Een omhelzing in stilte laten gebeuren. Zo stil als mogelijk om het moment niet te vervuilen met onrust.



De stilte verstilt

De stilte sterft in de nacht

In de verte dreigt een onrustig gebrom de stilte te verdoezelen met …….

Ach, ik zwijg en sluit mijn ogen opnieuw om terug te gaan naar dat moment, dat moment dat de wereld om me heen me ruimte gaf voor mijn eigen echo.