woensdag 21 augustus 2013

La Boheme volgens Lotte de Beer


Ik ben zo blij dat ik mezelf de kans heb gegeven om een revolutionaire nieuwe uitvoering van La Boheme te zien.

Een van de mooiste romantische verhalen die ik ken, de opera La Boheme van Puccini, in première gegaan in 1896 in Turijn. En als je het libretto leest en men vertelt er bij dat dit gisteren in Amsterdam gebeurd is, dan zou het verhaal nog steeds precies passen. Puccini, die het leven van arme kunstenaars in Parijs beschreef bijna 120 jaar geleden, en er een verhaal van maakte dat vandaag nog steeds gewoon door de mensen beleefd kan worden.

En precies dát aspect heeft Lotte de Beer beetgepakt en er haar magie op toegepast.

We stappen een zaal binnen waar al muziek klinkt, waar het orkest al zit en waar Rodolfo, Shaunard, Colline en Marcello al in het decor bezig zijn. Als het hele publiek zit klinkt de klarinet, stemt het orkest en is niets meer zoals het altijd was. De dirigent zet in, de bastonen uit de luidsprekers ebben weg en Rodolfo en Marcello bezingen hun koude kunstenaarsleven. We bevinden ons in een setting van een modern penthouse appartement, de keuken in het midden en jongens die wat studentikoos gekleed gaan. De muziek is meer dan honderd jaar oud, de jongens geloofwaardig jong en onbezonnen. Precies zoals het jonge kunstenaarsleven er uit moet zien. Een verademing als je – net zoals ik – tientallen uitvoeringen hebt gezien met mannen van boven de veertig in de rol van de jonge versierder Rodolfo (Andrew Owens). De bezongen haard waar de geschriften van de dichter Rodolfo in gaan om op te gaan in verwarmend vuur zijn vervangen door de magnetron oven waar enkele blaadjes papier dienen om de er in geworpen macbook te ontvlammen.
Vervolgens komt Mimi binnen, gezongen en geacteerd door de Turkse Çigdem Soyarslan. En weer staat alles stil. In de uitvoering niets, in de beleving alles. Er komt een alles behalve kwetsbare vrouw binnen bij wie het misschien zelfs een beetje knullig is dat ze komt vragen of haar kaarsje nog even mag worden aangestoken worden. Maar al snel neemt ze – in tegenstelling tot het script van Puccini – het heft in eigen handen. Ze verstopt haar sleutels en doet alsof ze ze kwijt is. Waar in het originele verhaal Rodolfo ze verstopt hebben we hier een moderne vrouw die weet wat ze wil. Dus als Rodolfo zijn beroemde aria zingt ‘Che gelida manina’ (deze koude hand) trekt ze snel haar hand terug. Subtiel voor het publiek, maar een detail wat Mimi maakt tot de moderne vrouw die we zien, en die weet wat ze wil. Ze wil mee met Rodolfo en zijn vrienden, de stad in.

Het publiek heeft inmiddels door dat hier iets bijzonders aan de hand is, en durft niet meer tussentijds te applaudisseren. Zonde maar begrijpelijk, want de aria van Mimi ‘Si, Mi chiamo Mimi’ wordt niet beloond met het applaus dat Rodolfo eerder wel kreeg. De regie en het orkest zorgen er voor dat het tempo in de voorstelling hoog blijft. Ronduit geniaal is de moderne snit die wordt gegeven aan de decorwisselingen. Een muziekband wordt ingestart, en neemt naadloos de korte pauze van het orkest over, nog voordat het orkest gestopt is. In de muziekband horen we de melodie van het kinderkoor, de aria van Parpignol en het koor op de markt, maar die hele scene is uit de opera gesneden. Begrijpelijk in deze moderne kortere en ongetwijfeld budgettair uitdagende productie.

Akte twee gaat dus verder met de scene waarin Musetta wordt geïntroduceerd. In dit geval een kauwgom kauwende dame die een man achter zich heeft aanlopen beladen met tassen van moderne merken, het resultaat van een middagje shoppen. Ze lijkt zich meer te bekommeren om het volk om haar heen, dan om de man die haar tassen draagt en laat daarom ook duidelijk merken dat ze eigenlijk al klaar is met hem. Dat blijkt dan ook snel als ze weer Marcello – haar ex – om haar vingers windt en bij hem op schoot gaat zitten. 

In akte drie komen we terecht in een achterbuurt, vuilniszakken op straat, een klikobak op het toneel en graffiti aan de wanden. Mimi komt Marcello om advies vragen. Want Rodolfo is bij haar weg, en ze wil hem terug. Maar ze durft niet. Ze weet dat ze stervende is, en ze voelt een tweestrijd om hem terug te winnen, maar ook om hem die pijn niet aan te doen. Als Marcello haar wil helpen omdat ze al hoestend in elkaar is gezakt steekt ze haar hand omhoog om hem af te houden. Mimi blijft een sterke vrouw. En blijft gekleed in dezelfde fleurige jas die ze de gehele voorstelling al aan heeft.

De vierde en laatste akte kent wederom een geheel andere stijl. Het decor wordt omgebouwd tot een hedendaags ziekenhuis. Er wordt een kamerscherm neergezet, waar wij als publiek doorheen kunnen kijken. Met aan de rechterzijde een telefoon, waardoor met Mimi gesproken kan worden, zo blijkt als Mimi tegelijk wordt binnengereden in een ziekenhuisbed, met kaal hoofd. Mimi’s strijd is geleden. Het idyllische beeld van Puccini. 
Mimi op de sofa naast de kachel wordt ingeruild voor een hedendaags sterk invoelbare scene met een kankerpatiënt als middelpunt. Keihard, to the point en rechtstreeks in het hard van vele bezoekers in de zaal. Het wordt doodstil, je hoort gesnik, en ziet mensen langs hun ooghoeken wrijven. Hetgeen culmineert in de door de dirigent tergend lang aangehouden stilte nadat Mimi haar laatste adem heeft uitgeblazen en Rodolfo zich nog niet bewust is van zijn verlies. Het tafereel kan zo in ieder ziekenhuis geplaatst worden. 
De artsen om Mimi heen zorgen er voor dat snel en efficiënt de apparatuur weggehaald wordt, en er een wit laken over haar heen wordt gelegd. De nabestaanden hebben geen kans om afscheid te nemen, want ze is al weg. Het orkest speelt op zijn best in deze laatste minuten van dit ongelofelijk mooie menselijk drama. De aanzwellende violen en celli snijden recht door je hart als Rodolfo zijn geliefde onder een wit laken ziet liggen en haar naam hartverscheurend uitschreeuwt. Niet alleen op het podium klinkt hevig gesnik.

En als de laatste noten hebben geklonken in de zaal blijft het stil.

Een publiek dat nog moet bijkomen van dit drama dat voor velen zo invoelbaar is, en zo dicht bij het hart. Een drama dat door Lotte de Beer in een regie is gegoten die iedereen recht in het hart raakt.  En iedereen laat voelen wat het is om iemand te verliezen waar je van houdt. Zo dichtbij heb ik nog nooit een opera mee gemaakt, zo intens en zo vlijmscherp. 

Na de stilte komt er uit het publiek een juichend applaus voor de solisten, de dirigent en het orkest. De ware held van deze uitvoering komt niet op het podium.
Lotte de Beer is in staat geweest om een opera van bijna 120 jaar oud in een jas te gieten die past bij deze tijd, die een overwegend jong publiek de zaal binnen trekt, een jas die de opera dicht, heel dicht tegen de belevingswereld aan legt van de Amsterdamse jongere theaterbezoeker. Het is een concept dat op vele opera’s kan worden toegepast, een concept dat haar een glansrijke internationale carrière gaat bezorgen. Want die carrière is inmiddels gestart, theaters in Leipzig, Amsterdam, Regensburg, Essen, Munchen, Bielefeld, Braunsweig, Wenen, hebben haar al gecontracteerd. Het is wachten totdat meer theaters te weten komen wat hier in deze zaal gebeurt en snappen hoe revolutionair dit is.

In januari 2014 is er weer een productie van haar in Nederland Cosi Fan Tutte, in Den Haag. Ik kan niet wachten.

http://www.residentieorkest.nl/index.php?pageID=83&concertID=38376

En in September 2014 een Tristan und Isolde in Regensburg. Houd haar in de gaten, want als je vernieuwende opera wil zien, en als je wil meemaken wat zij je te bieden heeft moet je er bij zijn.

http://lottedebeer.com/

woensdag 13 maart 2013

Kindertotenlieder

Jullie wisten al dat ik van het werk van Mahler houd.
Vanavond hoorde ik de 6e symfonie van Gustav Mahler in het Concertgebouw van Amsterdam.

Mahler zei over zijn symfonie: "De Zesde zal raadselen opwekken die alleen maar begrepen kunnen worden door iemand die mijn vijf vorige symfonieën goed in zich opgenomen heeft".

Volgens Mahler voorspelden de drie hamerslagen drie grote tegenslagen die hij te verduren kreeg in het jaar na de première van de symfonie (1907): zijn ontslag van de Weense Opera, de dood van zijn oudste dochter Maria Anna, en de vaststelling van een ongeneeslijke hartziekte bij hem terwijl zijn dochter op haar sterfbed lag.

De symfonie wordt ook betiteld als de Tragische. Ik realiseerde me dat ik de symfonie goed ken, maar hem nog nooit live had gehoord. Live is zoveel mooier. Ik hoorde klanken die ik nooit gehoord had, ik hoorde gevoel. Mahler laat je voelen dat het leven in marstempo vooruit schrijdt, en dat – zonder stil te staan bij wat er gebeurd is – het lot je mee sleept naar je volgende moment. In het leven is niets pais en vree, maar gaat het er om of je voldoende geniet. Het derde thema dat hij in zijn opening gebruikt, ingeleid door de violen wordt door zijn vrouw beschouwd alsof het over haar gaat.

 

Ik houd erg van Mahler. En hoewel het werk van Mahler vaak een melancholische, neergeslagen toon aanslaat voel ik steeds weer zijn vibratie en zijn levendigheid. Mahler laat je voelen en ervaren dat het leven zoveel moois te bieden heeft.
 

Zo was ik onlangs met een vriendin bij een concert van Christiane Stotijn en het Oxalys ensemble. Ze zong onder meer Mahlers Kindertotenlieder. Mahler heeft dat werk gemaakt aan de hand van de gedichten die door Friedrich Rückert in geschreven zijn. Ongeveer 400 gedichten schreef hij, allemaal gewijd aan de nagedachtenis aan zijn overleden kinderen Ernst en Louise Rückert. Ze overleden op 5 en 3 jarige leeftijd een jaar na elkaar. Dit moet voor hem zo’n immens grote impact hebben gehad dat hij een belangrijk deel van zijn verdere carrière heeft geschreven met de nagedachtenis aan zijn kinderen. De gedichten werden pas uitgegeven nadat Rückert zelf overleden was. Niet minder dan terecht dus dat Gustav Mahler – als bewonderaar van de dichter Rückert – er twee erg indrukkende werken van heeft gemaakt. Het woord mooi is hier niet gepast, maar beschrijft wel op de juiste wijze waarin Mahler de gedichten van Rückert een klank heeft gegeven.

 
Mahler, verklankt het drama van twee verloren kinderen wordt zo indrukwekkend dat deze liederen je raken tot in het diepst van je ziel. Zodat je weet dat je iets belangrijks mist en je voelt dat je wat ontnomen wordt.

Christiane Stotijn was in staat om de juiste toonzetting te vinden en daarmee zonder een overdreven dramatiek het gevoel van de luisteraar te bespelen. Haar klankkleur past perfect bij deze liederen.

En dan te bedenken dat de kleine zaal niet eens uitverkocht was, ik ben zo blij dat ik dit heb mogen meemaken.

 
Dat Mahler een van mijn favoriete componisten is zegt natuurlijk ook wat over mijzelf. Dat ik bijzonder ontroerd wordt van zijn 9e symfonie, waarin hij zijn eigen einde verklankt zegt ook iets over mij. Tranen biggelen over mijn wang als de laatste noten van de 9e klinken.

In mijn middelbare school periode had ik een bevlogen muziekdocent, hij wilde ons laten ervaren dat de wereld breder was en dieper ging dan Clouseau, Doe Maar en ‘Kom van dat Dak af!’. Een van de werken die we hebben geanalyseerd was de 9e van Mahler. Hij kon erg bevlogen vertellen, terwijl de muziek op de achtergrond klonk over deze symfonie. Iedere keer weer als ik de 9e hoor, hoor ik Erik vertellen. “Hoor je zijn hartslag? Hoor je dat zijn hart het niet goed meer doet? Hoor je zijn verdriet? Weet je dat zijn vrouw hem net verlaten heeft? Voel je dat hij zijn einde nabij ziet komen? En dat hij geen uitweg meer ziet? Voel je zijn boosheid?”

Ik zou zo graag weer bij hem in de klas gaan zitten, om mij te kunnen laven aan zijn inspiratie en toewijding aan zijn vak.

 
Dat ik in het afgelopen jaar drie Mahler werken met drie voor mij bijzondere mensen heb mogen ervaren maakt mij tot een gelukkig mens. Dat ik dankzij mijn muziekdocent toen ik 16 jaar oud was Mahler heb leren kennen maakt mij tot een leerling voor altijd.

zaterdag 2 februari 2013

Sensorische deprivatie



Vandaag was ik in Amsterdam, in de Beurs van Berlage. Ik was daar om de expositie My Dream over de werken van Van Gogh te zien. En terwijl ik daar rond liep kreeg ik al heel snel het gevoel dat ik naar postertjes aan het kijken was. Niets van alle grandeur van de marketing bleek waar. Je ziet niets van Van Gogh zoals zijn werken origineel waren. Het is goed om te zien dat alle werken van Van Gogh verzameld zijn, terwijl in het echt zo’n grote hoeveelheid werken nooit samen zouden kunnen komen, zo hingen alle zelfportretten die Van Gogh ooit gemaakt had in één cirkel naast elkaar. Dat zal in het echt nooit lukken. Maar geen enkel schilderij had de kracht van de werkelijkheid, geen enkel werk kwam zo over als een Van Gogh hoort over te komen. Ik had het gevoel in de toekomst rond te lopen. Waar kunst niets meer is dan een verzameling printjes uit een kleuren printer. En ik kreeg rillingen over mijn rug, omdat ik zo bang ben dat dit ons voorland is, ons voorland in een land waar cultuur als overbodig goed wordt gezien, in een land waar kunst als een bezuinigingspost wordt gezien.

Ik sprak onlangs met een vriendin over de opvoeding van haar kinderen. We spraken over het opvoeden van kinderen, en het bieden van inspiratie aan kinderen. Ik sprak over het feit dat ik vind dat kinderen zoveel mogelijk moeten worden uitgedaagd om over hun eigen grenzen heen te kijken, dat de natuurlijke nieuwsgierigheid van kinderen moet worden beloond met allerlei nieuw ervaringen in kunst, muziek, culturen en andere zaken die goed zijn voor de mensheid. Ik sprak daar met haar over omdat ik vond dat ik als kinderloze een mening mocht hebben over de culturele opvoeding van kinderen. En tegelijkertijd constateer dat veel kinderen – omdat hun ouders druk zijn met hun eigen besognes – kinderen te vaak laten opgroeien in een omgeving waarbij K3, de speeltuin in de buurt en de Nintendo al snel de grootste culturele uitspattingen zijn. In een klimaat waar de cultuurbezuinigingen ook het de educatieve sector hard geraakt hebben worden onze kinderen in een cultuur arm klimaat opgevoed. deze kinderen, de producten van de opvoeding leven in een vluchtige maatschappij. Alles is vergankelijk, en in het geval van K3 en Nintendo, alles is een spel.

Deze kinderen leren niet kijken naar een object en daar een intrinsieke waarde bij voelen. Ze leren niet kijken naar een werk als dat van Anish Kapoor, een van de grootste kunstenaars in de wereld van dit moment. Onlangs had hij een fantastische tentoonstelling in Museum de Pont in Tilburg. Hij maakt werken die de menselijke ziel diep kunnen raken. Anish Kapoor wil werken maken die er voor zorgen dat de kijker onderdeel uit maakt van het werk, spiegelende werken, werken waar de kijker doorheen kan kijken en veelal werken die een enorme impact kunnen hebben op je waarnemingsvermogen. De tentoonstelling in Museum De Pont in Tilburg is inmiddels afgelopen, maar ik had het voorrecht om Anish Kapoor persoonlijk te ontmoeten, een van de meest inspirerende momenten van 2012.

Museum De Pont heeft een aantal kenmerkende werken van Anish Kapoor in bezit die behoren tot de permanente collectie. Een van die werken kende ik niet zo goed, het werk heeft geen titel, maar een des te grotere impact op mij. Wat je namelijk ziet is een donkere kamer. En als je om het hoekje kijkt zie je een donkere kamer, vrijwel zwart. Dus je kijkt even, denkt ‘Ok, een donker hok’ en loopt door. En dat is precies wat hij tracht te voorkomen. Want blijf bij die kamer eens stil staan, en geef je ogen de kans om te wennen aan de donkerte. Langzaam, heel langzaam ontstaat er een beeld, en langzaam zie je dat zwart en donker helemaal niet zwart is, maar tinten van paars en blauw bevat, je ziet een cirkel ontstaan, die cirkel blijkt een halve bol te zijn, achter in de ruimte. Ineens voel je je heel klein, en heel dom. Waarom ben ik hier al zo vaak langs gelopen, waarom heb ik dit nooit gezien, wat mooi, wat wordt je naar binnen gezogen.

Achter me hoor ik ‘Mamma, waarom blijft die meneer daar staan’. Ik draai me om, geef het kind een hand en vraag het kind, ‘kom jij ook eens kijken,. En probeer dan eens heel goed te kijken….. Wat zie je?’.
De verwondering getekend op het gezicht van een kind, zo mooi.

Hordes kinderen worden zelden in de verleiding gebracht verder te kijken dan hun straat lang is. Komen in hun ervaringenpalet niet veel verder dan de muziekkeuze van de ouders en de speeltoestellen in de buurt.

Ik ben er van overtuigd dat dat allerlei onbedoelde bij-effecten heeft. Een kind dat nooit heeft leren ervaren hoe een ander het heeft realiseert zich niet dat andere mensen zich misschien kunnen storen aan gedrag dat hij zelf als volstrekt normaal ervaart. Vandalisme, geluidsoverlast en andere gedragingen behoren dan bij het wereldbeeld, want tenslotte heeft het kind nooit leren kijken door de bril van een ander.

In de psychiatrie is een techniek genaamd sensorische deprivatie. In het kort is die techniek er voor bedoeld om mensen die last hebben van te veel zintuiglijke prikkels van buitenaf te plaatsen in een volledig prikkelloze omgeving, dit kan ontspannend werken, maar zeker ook genezend voor mensen met allerlei stoornissen.

De exacte omschrijving luidt als volgt:
(welbewuste) onthouding van zintuiglijke prikkels; kortdurende onthouding kan ontspannend werken, langdurige onthouding leidt tot een verstoord tijdsgevoel en uiteindelijk tot psychische stoornissen (denkstoornissen, hallucinaties, wanen e.a.).
Sensorische deprivatie kan een goede therapie om mensen rust te geven, om mensen te laten leven in een wereld die te veel prikkels, te veel invloeden van buitenaf biedt. Maar tegelijkertijd heeft de therapie ook een gevaar. Gebleken is namelijk dat mensen die te lang leven zonder prikkels ernstig verstoord kunnen raken. Sensorische deprivatie kan eveneens leiden tot hallucinaties, wilde fantasieën, en met name een verstoorde weergave van de werkelijkheid. Ik wil nu niet direct zeggen dat kinderen die te weinig inspiratie krijgen in hun opvoeding daarmee per definitie verstoord zijn, in tegendeel, kinderen die te weinig inspiratie krijgen zijn in de hedendaagse maatschappij wellicht juist de ‘normalen’.

Eerder in deze blog gaf ik jou, de lezer, de opdracht om de 2e symfonie van Mahler op te zetten. Dat deed ik niet voor niets. Ik heb onlangs die Symfonie in een bijzonder inspirerende uitvoering van het Gelders Orkest gezien en gehoord. De symfonie heeft als titel de ‘wederopstandings symfonie’. Als je deze symfonie de kans geeft om tot je te komen, om de muziek haar werk te laten doen wordt je gemoed heen en weer geslingerd. Je raakt geroerd, je raakt boos, je schrikt en je zwijmelt weg bij mooie melodieën. En als je jezelf de kans geeft om even alleen de muziek te horen, en niet je eigen gedachten, dan geniet je, want het gevoel dat je leeft, dat je een levend wezen bent met emoties en met wilde gevoelens zal je raken. Ik gaf je de opdracht om te luisteren naar een opname, maar ga ooit nog eens naar een live uitvoering. Want juist de geluidseffecten - die Mahler in 1888 al bedacht had - geven je zo’n geweldige muzikale beleving dat je die alleen live kunt ervaren.

Mahler schreef over het laatste deel het volgende:

"De graven springen open en alle schepselen worstelen zich krijsend en tandenklapperend los uit de aarde. Ze komen aangemarcheerd in een geweldige stoet: bedelaars en rijken, volk en koningen, de ecclesia militans, de pausen. Bij allen dezelfde angst, want voor God is niemand rechtvaardig. Daartussen klinkt steeds weer, als uit een andere wereld, het grote appel (de hoorns en later ook trompetten uit de verte). Tenslotte, nadat allen in de grootste verwarring door elkaar geschreeuwd hebben, klinkt de langgerekte stem van de vogel des doods (de fluit en piccolo tijdens de laatste passage met de koperblazers uit de verte) uit het laatste graf, die eindelijk ook sterft."

En als je dan na al die belevingen aan het eind van de symfonie komt, tilt Mahler je op naar ongekende hoogte, je wordt blij, je geniet, je leeft, het is spannend, het is onverwacht, je verlangt naar meer, je hart klopt sneller, je haren gaan overeind staan, je ogen gaan wijd open, en je ziet de wereld anders. Je kijkt over je schouders, en roept “Pappa, ik leef!”.
Mahler kijkt je aan en knikt genoegzaam, in de wetenschap dat hij je heeft doen leven.

 

Zucht, wat leven we in een mooie wereld