Stel….
Je wordt op een dag wakker, en zegt tegen jezelf “Ik heb het, ik ga een restaurant beginnen”.
Dat is de eerste dag van de rest van je leven. Je bent restaurant eigenaar.
Eens even denken, wat heb je nog nodig. Gasten, een paar medewerkers, iemand die kan koken, een zaaltje dat met een paar tafels en stoeletjes kan worden ingericht tot een eetzaal. En dat allemaal tezamen noemen we dan ‘mijn restaurant’ iets van Chez Annie of zo…. Oh nee, verkeerde land, het wordt Nederland, dus kiezen we iets Nederlands. Iets van een groente of zo, Nederland staat bekend om zijn groenten, Prei, of Bloemkool, of Spruitjes…. Eens denken, als je je restaurant naar groenten noemt moet het wel ook op de kaart kunnen staan, en mensen moeten het makkelijk kunnen onthouden. Dan moet je niet aankomen met Schorse Neren of zo…. Nee, we nemen Bloemkool, dat kun je in ieder gerecht wel wegwerken.
Mijn restaurant heet Bloemkool.
OK. We zijn al weer wat verder. Nu nog een plekje…. Wat doen we… we willen er wel iets aan verdienen, dan moet je niet in de grote stad de concurrentie aan gaan, nee, iets anders, iets origineels. De Nederlandse sterrenrestaurants zitten ook niet in de grote steden. Ooit in Sluis geweest? Nee, eerst dat hele Zeeland, bijna in België ben je… Nee, geen grote stad voor mijn restaurant, je moet kunnen uitblinken, en dat is het makkelijkst als de concurrentie niet veel meer is dan het lokale friet kot. Maar goed, ik wil wel wat verdienen, tenslotte zal ik nooit meer op tijd thuis zijn voor Pauw en Witteman, en Lingo? Nee, dat zal ik pas weer zien als ik rijk ben en van mijn pensioen geniet….
Nou, waar moet ik dan toch naar toe…. Ach, weet je wat? We nemen een anoniem forensendorp, veel goed verdienende twee-verdieners. Die hebben toch geen zin om te koken, en werken zo hard dat dat geld toch ergens moet blijven, dan maar bij mij als restaurant eigenaar. Dat koken, nee, laat dat maar aan mij over. Of liever gezegd aan die jongens in de keuken.
Goed, wat willen die forensen. Yuppen ken ik wel, Jong, hip, internationaal, spannende keuken. Maar goed, nu zitten we in een slaapdorp. Al die forensen zijn overdag in de grote stad en komen in dit dorp voor de rust. Mijn keuken moet dus niet al te uitdagend zijn, Bloemkool is de basis, dus voor de rest doen we wat gerechten die de dorpsbewoner al wel exotisch vindt. Ik kom uit Brabant, dus Brabant it is….
Noem eens iets waar je dan zou moeten zijn? Rosmalen, bij Den Bosch? Nee, weinig economie in de buurt, dus die forensen, ik weet het niet.
Breda dan? Op een steenworp afstand van Rotterdam, Tilburg, niet echt slecht…. Ulvenhout? Effen? Teteringen? Dorst? Nee, het gaat niet om de wijn. We nemen Teteringen, dat klinkt wel grappig.
Goed, wat willen die forensen?
Goed eten, niet te veel gedoe, maar wel een verhaal. Als ze thuis komen moeten ze wel iets te vertellen hebben aan hun oude vrienden uit Leiden. Dus we hebben ambities, net zoals de klanten. We willen een ster, dus we maken er een flink stoer verhaal van. Al die forensen willen ook flink wat bereiken, dus dat restaurant waar ze dan op loop afstand hun geld besteden moet daarbij passen.
Ik huur een interieur ontwerper in, die laten we zijn gang gaan. Maar op een gegeven moment kom ik in mijn restaurantje (een oude dokterspraktijk) en staat er op de muur ‘I love fucking life’. Wat betaal ik eigenlijk voor deze ontwerper? Eens vragen om de rekening, en meteen word het me duidelijk waarom deze ontwerper houdt van fucking life. Te beginnen met dat van mij. Hup d’r uit met die ontwerper, de rest doe ik zelf.
Ik hang wat doeken aan het plafond zodat het allemaal wat sfeervol lijkt. Die verwarmingen, die moeten er eigenlijk uit, maar da’s zo duur, nee, ik schilder ze wel zwart, da’s ook hip.
Goed, de gasten komen. Oeps, ze zijn wel enthousiast, het zijn er veel dus ik bel het ROC, “heeft u wat stagiares voor me?” vinden ze wel leuk die forensen, jonge meisjes. Eye candy noemen ze dat.
We presenteren een goed menu, veel leuke gerechten die ze thuis niet maken.
We doen erg ons best, een zes gangen diner met minimaal achttien verschillende smaken, Ze zullen weten dat ze bij ons zitten. Nooit meer zullen ze aan bloemkool denken en altijd zullen ze denken aan die ene avond waarop ze zoveel smaken moesten verwerken dat al het andere eten de dagen daarna tegen viel.
Ik ben restaurant eigenaar en bevalt me goed. De sterrenstatus straalt op me af, de sterren uit Frankrijk komen vanzelf. De zonnebril zet ik al vast op en ik voel me goed…
Het leven is mooi in Teteringen!
En dan wordt het kerst. Een boom doen we niet, daar zitten naalden aan en het probleem begint pas als die naalden er niet meer aan zitten. We kopen wat uitgebloeide bloemen, donderen wat takkenzooi in de vensterbank. Proppen er wat van die plastic ballen tussen. Hup, klaar is die kerst sfeer. Gedoe allemaal, het is dat het wat op brengt, maar daarna gaan we snel skiën.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten